in en uitwendige anatomie

 

Inwendige anatomie


 
Interne anatomie
Inwendige anatomie van een vis.
 
Het hart ligt net achter en onder de kieuwbogen.
Het is een grote gespierde pomp die bestaat uit vier kamers die achter elkaar liggen.
De eerste kamer is niets meer dan een zakje met een dunne wand die zeer weinig spieren bevat.
Ook de tweede kamer, atrium genaamd, heeft een dunne wand, die echter uitgerekt kan worden.
 De derde kamer, of ventrikel, heeft een dikke spierwand en zorgt voor het pompen  van het hart.
Ook de vierde kamer bestaat uit een dikke wand en bevat speciale kleppen die ervoor zorgen dat het bloed niet kan terugstromen naar de andere kamers.
 
De bloedsomloop.
Bloedsoploop van de koi
 
De bloedsomloop is het transportsysteem in de vis waardoor voedingsstoffen en zuurstof de lichaamscellen bereiken en waardoor afvalstoffen weer worden afgevoerd. Het hart pompt het bloed door deze aderen, eerst naar de kieuwen en vervolgens door naar de hersenen en andere delen van het lichaam, waarna het bloed weer bij het hart terugkomt. De vaten die het bloed van en naar de kieuwen transporteren, naar de hersenen en vervolgens door het lichaam, noemen we arteriën; de vaten die het bloed terug naar het hart voeren, heten aderen. De belangrijkste functie van de bloedsomloop is het transporteren van zuurstof en het verwijderen van kooldioxide uit het lichaam. De bloedsomloop zorgt ook voor de aanvoer van voedingsstoffen naar de verschillende weefsels. De weefsels verwerken de voedingsstoffen en produceren stikstof. Net als bij andere beenvissen verlaten de stikstofhoudende afvalstoffen het lichaam in de vorm van ammoniak, wat door de kieuwen in het water wordt uitgescheiden.  
 
Het bloed.
Het bloed bestaat uit drie stoffen: het plasma, rode bloedlichaampjes en witte bloedlichaampjes.
Het plasma is een waterige vloeistof met een complexe structuur.
De rode bloedlichaampjes bevatten hemoglobine, een rode kleurstof die zuurstof kan binden.
Zo brengen de rode bloedlichaampjes zuurstof van de kieuwen naar de weefsels, waar ze de zuurstof afstaan. Tegelijkertijd nemen ze kooldioxide op, de afvalstof die tijdens de stofwisseling wordt geproduceerd.
Ook de witte bloedlichaampjes spelen een belangrijke rol: ze beschermen de koi tegen infecties.
Er zijn verschillende soorten witte bloedlichaampjes die ieder weer een eigen functie hebben.
Ze stromen samen op plekken waar het lichaam een verwonding, een besmetting of een infectie oploopt en bieden dan weerstand aan bacteriën of virussen, verwijderen afgestorven of beschadigd weefsel en dragen ertoe bij dat het beschadigde weefsel weer wordt gerepareerd.
Bloedlichaampjes gaan niet lang mee; nieuwe bloedlichaampjes worden voornamelijk in de milt en de nieren geproduceerd.
 
Spijsverteringsorganen
 
Vissen hebben geen maag , maar een lange darm .
Het voedsel dat de vissen tot zich nemen schuift als het ware door de vis.
De spijsvertering heeft drie functies:
- het fijnmaken en vermengen van voedsel (door de tanden),
- het chemisch afbreken van voedsel (door spijsverteringsenzymen) en
- het opnemen van voedingsstoffen. 
 
Zwemblaas van een vis is een zeer gevoelig en belangrijk orgaan. Het is door middel van een zeer dun buisje met de slokdarm verbonden. De zwemblaas doet dienst als een soort van ballasttank. Het stelt de vis in staat te stijgen of te dalen in het water. Bij het vullen van de zwemblaas daalt de vis en bij het ledigen gaat de vis stijgen. Wanneer een vis nu aan zwemblaasontsteking lijdt, wordt het voor hem zeer lastig om nog naar boven of naar beneden te gaan.
 
Lever en galblaas  maken deel uit van het spijsverteringsstelsel van de vis. Normaal is de lever bruin van kleur; als deze geel of groen is, dan heeft de vis buikwaterzucht.
 
Testikels en ovaria. Het zijn de voorplantingsorganen bij vissen.
Het sperma van het mannetje wordt ook hom genoemd. bij het vrouwtje  kan men het hele jaar door eieren in de ovaria vinden, maar buiten de paaitijd is het aantal vruchtbare eitjes erg laag.
Het paringsgedrag van vissen kan ook leiden tot tijdelijke knobbeltjes op de kieuwdeksels. .
 
De nier  ligt helemaal bovenaan in de buikholte tussen de zwemblaas en de wervelkolom die net als bij ons dienst doet als afvalverwerkingsorgaan.
 
De milt.
De milt, een compact donkerrood orgaan, ligt vlak bij het darmkanaal en de lever. De milt produceert rode en witte bloedlichaampjes en slaat ze op.
 
Kieuwen 
Het ademhalingstelsel bestaat uit vier kraakbenige kieuwbogen aan beide zijden, welke bedekt worden door de kieuwdeksels. Elke kieuwboog bestaat uit primaire uitstulpingen die op hun beurt bezet zijn met secundaire uitsulpingen.
Hierdoor ontstaat een groot ademhalingsoppervlak. De zuurstofuitwisseling gebeurt ter hoogte van de secundaire uitstulpingen.
Gezonde kieuwen hebben een rode blinkende kleur. Bleke kieuwen kunnen wijzen op bloedarmoede.
Bruinachtig verbleekte kieuwen wijzen op een nitrietvergiftiging.
 

Uitwendige anatomie


Uitwendige anatomie van een vis.

Als koiliefhebber is het toch belangrijk dat we op de hoogte zijn van hoe de vis in elkaar zit.

Welke organen  uw koi heeft, waarvoor ze dienen en waar we ze kunnen vinden.
Het is niet alleen interessant om te weten hoe de opbouw van uw koi is, het is ook noodzakelijk om diagnoses te stellen als uw vis ziek wordt.
 
De Huid :de huid van de koi
In de opperhuid ( epidermis) van een koi bevinden zich slijmcellen die de koi een slijmlaag geven.
Een gladde laag die de koi moet beschermen tegen o.a. ziekten.
Dit is de belangrijkste beschermlaag bij vissen.
Het biedt bescherming tegen bacteriën, virussen en parasieten en kan aangetast worden door stress, aanraking met voorwerpen of door slechte watercondities.
Door deze slijmlaag voelen vissen zo glibberig aan. 
Een vis kan ook teveel slijm produceren en dit kan dan wijzen op een aantasting door een ziekte.

 
 
Onder de opperhuid ligt de lederhuid ( Dermis ). Hier liggen de schubben, kleurpigmenten en zenuwbanen .  Deze lederhuid is dus een belangrijke laag die het aanzien van onze koi bepaald.
 
De schubben

schubben van een koi

De schubben maken onderdeel uit van de driedelige lichaamswand van een vis. . Ze zijn doorzichtig en overlappen elkaar. De schubben liggen plat tegen het lichaam, is dit niet zo dan moeten we denken aan ziekten zoals opstaande schubben en waterzucht.  
 
 
 
 
Onderhuid.

De onderhuid is een losse vetrijke weefsellaag die meer doorbloed is dan de lederhuid. Ze verbindt de huid met onderliggende structuren waaronder de spieren. Ten gevolge van de losse structuur kunnen ziekteverwekkers die de huid binnendringen en elke hiermee geassocieerde ontsteking, zich gemakkelijk verspreiden .
 
Mond

Dient uiteraard voor het opnemen van het voedsel maar ook voor het opnemen van water waarin het belangrijke, levensnoodzakelijke zuurstof aanwezig is dat door de kieuwen wordt verwerkt. Aan de manier waarop de vis voedsel opneemt, kunnen we ongeveer de gezondheid van een vis bepalen. 
 
De baarddraden
 
baarddraden
 
De koi hebben aan de mond baarddraden . Deze bevatten smaakpapillen en dienen om het voedsel te zoeken en te keuren. Van nature uit hebben alle vissen die op de bodem op zoek gaan naar voedsel zulke baarden. 
 
 
 
 
Kieuwdeksels
 
kieuwdekselBevinden zich aan beide kanten van de kop en worden bezet met talrijke kieuwplaatjes.
Dit is een grote botachtige plaat die de kwetsbare kieuwen beschermt.
Het deksel kan vrij bewegen en fungeert als een eenrichtingsklep: er kan wel water uit de kieuwholte stromen, maar het weggestroomde zuurstofarme water kan niet terug de kieuwen in. Het kieuwdeksel zit scharnierend vast aan de schedel.

Als de vis de bek opent, stroomt er zuurstofrijk water naar binnen. Het water wordt over de kieuwen naar de kamer achter het kieuwdeksel gepompt (= inademen). Wanneer er water over de kieuwplaatjes stroomt, neemt het bloed in de haarvaten zuurstof op uit het water en geeft koolstofdioxide af. Het water stroomt in tegenovergestelde zin over de plaatjes als het bloed in de plaatjes. Bij uitademen vloeit het zuurstofarme water langsheen de kieuwplaatjes weg als de vis zijn bek sluit. Dit water wordt door een opening achter het kieuwdeksel naar buiten gestuwd. Bij steur zijn deze kieuwen het minst ontwikkeld.
 
 De ogen

De ogen van vissen hebben geen oogleden waardoor ze staren in het water. Ze kunnen zowel zijdelings als naar boven en onder kijken op hetzelfde moment. Aan de ogen kan men zien of een vis al dan niet gezond is. De ogen mogen niet ingevallen zijn en moeten helder staan. De steur is zo goed als blind. De ogen zijn een kwetsbaar deel omdat ze niet worden beschermd.
 
 
De neus 

De neusgaten (één aan elke kant) komt vlak achter de ogen. De neusgaten bevatten zintuigcellen die te vergelijken zijn met de smaakpupillen op onze tong. Om geuren waar te kunnen nemen zijn deze zintuigcellen via het zenuwstelsel verbonden met de hersenen.
 
De oren
 
Een vis heeft geen uitwendig oor. De geluidstrillingen worden via de zwemblaas en via de beentjes van Weber verder doorgestuurd naar het inwendig oor. Langs beide zijden van de romp ligt een rij schubben die verbonden is met het zenuwstelsel  van de vissen. Dankzij dit orgaan neemt de koi geluids en druk veranderingen waar, waardoor de koi zich kan orienteren in het water.
 
 
De vinnen

de vinnenVinnen zorgen ervoor dat vissen stabiliteit kennen in het water en dat ze ook kunnen bewegen in het water.
Aan de vinnen kunnen we zien of een vis al dan niet gezond is. Ligt de rugvin langdurig plat of is de staartvin samengeknepen of rafelig, dan mogen we er zeker van zijn dan onze vis ziek is. De vinnen moeten mooi gespreid staan en moeten mooi doorlopen zijn met bloed. De rugvin  is de belangrijkste vin van de vis. Met deze vin houdt de vis zich mooi rechtop in het water waardoor hij niet gaat rullen. De rugvin kan plat gelegd worden om zo een grotere zwemsnelheid te halen.
De buikvinnen zijn de besturingsorganen van de vis. Met de buikvinnen kan een vis naar links of rechts zwemmen maar ook naar boven of beneden. Niet iedere soort vis heeft deze vin. De aarsvin zorgt voor stabiliteit in het water en zorgt er ook voor dat de vis niet gaat rullen. De staartvin geeft de mogelijkheid om de vis naar links of naar rechts te laten zwemmen. De staartvin kan vergeleken worden met een roer. De vorm en oppervlakte van deze vin bepaalt de snelheid waarmee de vis kan zwemmen. Hoe kleiner de staartvin, des te sneller de vis. De borstvinnen bevinden zich achter de kieuwdeksels. Zij verplaatsen enorme hoeveelheden water. Hiermee kan de vis zich voortbewegen naar voor, stoppen en naar achter. Bij karperachtigen dienen de borstvinnen ook om op de bodem naar voedsel te woelen.